Blog

juni 2010 | Monument, samenleving en tijd


Geschreven naar aanleiding van een vraagstuk over de betekenis van monumenten, waarin begrippen tijd en tijdloosheid belangrijk zijn.

Waarom zouden wij bang zijn voor verandering? Zonder verandering kan immers niets tot bestaan komen. Wat is de natuur van het universum dierbaarder en wat staat haar nader? Kunt gij een warm bad nemen zonder dat de brandstof een verandering ondergaat? Kunt ge u voeden als het voedsel niet wordt omgezet? In welke levensbehoefte kan eigenlijk worden voorzien zonder dat daarvoor een verandering nodig is? Ziet ge dan niet in dat dit ook voor zelf geldt, evenals het noodzakelijk is voor de natuur van het universum? (Boek 7, nr. 18, blz. 92 Marcus Aurelius, Overpeinzingen. Aurelius was Romeins keizer van 161 tot 180 na chr., schreef tijdens zijn veldtochten filosofische teksten)

Mensen zijn bang voor veranderingen. Mensen zijn bang voor de toekomst en voor onzekerheden die de toekomst met zich mee brengt. Zonder dat we er al te veel invloed op hebben komt de toekomst er aan. Om al die onzekerheden te kunnen trotseren gaan we op zoek naar zekerheden in het leven. We zoeken naar elementen die eeuwig bewaard lijken te blijven, die zekerheid bieden en die mensen onderling aan elkaar verbinden. Voorbeelden van elementen die niet lijken te veranderen is de natuur, de oeroude bergen en religie, maar ook gebouwen hebben deze functie, en dan in het bijzonder monumenten. Een monument wordt als veilig ervaren in de steeds veranderende en complexere wereld en dus als prettig. Een monument heeft vaak een lange en indrukwekkende geschiedenis, die ons de zekerheid biedt om ergens trots op te kunnen zijn. De Italiaanse architect Aldo Rossi schreef in een van zijn boeken over de functie van monumenten, ze zorgen voor houvast in de stad en in het snel ontwikkelende stedelijk weefsel. Monumenten geven daarnaast de stad een collectief geheugen wat de inwoners van de stad met elkaar verbindt. Ze zorgen voor herkenning, zowel voor de fysieke plek in de stad, in de huidige tijd, als voor de plaats die het monument in het verleden heeft gehad en waar de stadsbewoner zijn identiteit aan verleend. Rossi zegt dat monumenten de permanente elementen in de stad zijn. Permanent lijkt eeuwig te betekenen, maar ook Rossi gebruikt het begrip relatief. Permanentie staat niet gelijk aan de eeuwigheid, maar aan een langzamere ontwikkeling dan de dynamische samenleving met zijn razend snelle ontwikkelingen. Je zou kunnen stellen dat monumenten met betrekking tot tijd een langzaam voortstuwende bewegingen kunnen weerspiegelen.

Dus hoe we ook zoeken naar de constante zekerheden, we zullen het nooit vinden. Niets heeft de eeuwigheid en zeker geen gebouwen. Ook monumenten en de opvattingen over deze monumenten veranderen en moeten dat ook doen. Zowel de fysieke waarde als de waarde die monumenten toebedeeld krijgen zijn onderhevig aan de ontwikkelingen van de tijd. Ten eerste is daar het bouwkundig verval, het hout gaat rotten, de verf verweerd, de constructie bezwijkt en de zure regen laten ornamenten verdwijnen. Daarnaast zijn opvattingen niet eeuwig geldend, maar cultuurgevoelig, zoals filosofen Sprengler en Heidegger beweren. Je hoeft maar in je fotoalbum te kijken en je snapt niet hoe je dat kapsel ooit mooi hebt kunnen vinden. Zo is het ook met monumenten. Door het verloop van tijd kan een monument een andere betekenis krijgen. Op het moment dat de eerste moderne gebouwen plaats vonden in de stad werd dat door de meeste mensen niet gewaardeerd. Bijvoorbeeld het Rietveld-Schröderhuis van Gerrit Rietveld. Toen werd het ronduit lelijk genoemd, nu is het een drukbezocht monument, omdat het de tijdsgeest van de vooruitstrevende groep goed weergeeft. In het algemeen vinden we op dit moment het verleden en zijn monumenten belangrijk, maar er zijn tijden geweest dat men alleen vooruit wilde kijken. Zo zijn hele steden gesloopt.

Op dit punt op de tijdslijn zijn monumenten belangrijk in onze cultuur. Hoe zouden we dan om moeten gaan met monumenten als het niet mogelijk is om ze eeuwig te behouden of te bevriezen? Kunnen monumenten dan het houvast bieden wat we nodig hebben?

Zie hoe alles voortdurend uit verandering ontstaat en gewen u aan de gedachte dat de natuur van alle dingen niets zo gaarne doet als de bestaande dingen te veranderen en nieuwe variaties op hetzelfde thema te maken. Want al wat bestaat is in zekere zin het zaad van hetgeen eruit zal voortkomen. Maar in uw ogen is zaad alleen datgene wat in de aarde of in de moederschoot terechtkomt; En dat is een zienswijze die van volstrekte onwetendheid getuigt. (Boek 4, nr. 36, blz. 50) Marcus Aurelius, Overpeinzingen.

Er zijn twee opvattingen die duidelijke waarde toekennen aan het verleden. Jacob Voorthuis heeft het in zijn tekst over het schilderij van Paul Klee over het verleden als hopen wrakgoed. Deze zijn op zich waardeloos, maar wanneer het opnieuw gebruikt wordt kan het weer waardevol worden. Aurelius noemt het verleden in het bovenstaande citaat het zaad. Zaad is op dit moment nog niets waard, maar het zal uitkomen, groeien en bloeien en opnieuw zaden laten groeien. Daaruit blijkt dat er veel potentie in het verleden zit. Het zaad moet in het heden tot bloei komen voor het toekomstig gebruik. Beide zeggen dat het verleden op zich niet waardevol is, maar wanneer het verleden wordt doorontwikkeld, verbeterd en veranderingen worden toegelaten is het waardevol in de toekomst.

Monumenten zijn relatief permanente elementen. Ze zijn de erfenis van het verleden en biedt ons houvast in de stad. Toch verliezen ook monumenten op den duur hun waarde. Daar zijn verschillende oorzaken voor, zoals de minder belangrijk wordende functie, de veranderende omgeving of de tijdsgeest. Door monumenten ook als zaad te beschouwen, dus op zich waardeloos, laat je de nodige ontwikkeling toe. Natuurlijk heeft een monument relatief veel potentiële waarde, maar dit moet herontdekt en ontdaan worden van de waardeloosheid.


home | contact | sitemap